Na maanden geen bal aangeraakt te hebben — tenzij je de stressbal meetelt — vond ik het wel weer eens tijd. En waarom rustig beginnen met een training als je ook gewoon meteen een wedstrijd in kunt duiken? In mijn woordenboek staan veel woorden, maar verstandig is er daar geen van. Gelukkig maar, want verstandige mensen hebben zelden een goed verhaal.
Dus daar sta ik dan, tussen mijn teamgenoten in Sporthal Steenwijklaan, klaar om de wetten van zwaartekracht, coördinatie en gezond verstand te tarten. De tegenstander: Punch uit Delft. Studenten, dus jong, fit, en nog niet murw door het leven. Kortom, gevaarlijk.

De eerste set begint goed. Romy en ik serveren alsof we een punt willen bewijzen — wat verrassend goed lukt. Zij met de precisie van iemand die al weken traint, ik met de vasthoudendheid van iemand die weigert toe te geven dat ze dat niet heeft. Mijn schouder en ik eindelijk weer op één lijn — en die lijn, lieve lezer, was niet te verdedigen. De blauwe dames van Punch werden stil. Stil! Alsof iemand de pauzeknop indrukte bij een normaal luidruchtige studentenvereniging. Ik vermoed dat ze inwendig berekenden hoeveel punten ze nog nodig hadden om dit gênante moment te wissen.
Dan de tweede set. We serveerden nog steeds, maar niet meer met dezelfde poëzie. De passes begonnen een eigen wil te ontwikkelen — een soort rebellie tegen de logica van het spel. Elisa, onze spelverdeler, moest rennen alsof ze auditie deed voor een triathlon. “Liever hoog op het midden dan strak aan het net!” riep ze. En zoals altijd luisterden we aandachtig. De uitvoering? Laten we zeggen dat de aandacht onderweg ergens tussen twee passes verdwaalde.
De derde set? Een herhaling van de tweede. En de vierde? Een herhaling van de herhaling, maar dan met vermoeidheid als extra ingrediënt. We hielden ballen in de lucht waarvan de natuurkunde zou zeggen dat het niet mogelijk was — soms leek het meer op een vorm van luchtacrobatiek dan op volleybal. Helaas hadden de dames van Punch hun aanvallen beter geplaatst. Hun ballen vonden de grond; de onze vonden elkaar, muren, en af en toe een nietsvermoedende speler.
Bij de vierde set besloot mijn energie plots een kopje koffie te gaan drinken in de kantine. De rest van het team volgde spoedig. We verloren met 1-3. Een wedstrijd tegen Punch, ja, maar vooral tegen onszelf.
Toch… ergens, tussen het zweet, de chaos en de rondvliegende passes door, voelde ik iets opborrelen dat op hoop leek. Want achter elke mislukte bal zit een goed verhaal. En als Dames 2 ergens goed in is, dan is het verhalen maken.
Liefs, Milene
