
Tijd vliegt. Niet per se omdat we het naar ons zin hebben – al is dat inmiddels wel het geval – maar gewoon omdat tijd dat nou eenmaal doet. Je kijkt even niet, je knippert, en hoppa: het is alweer de laatste volleybalvrijdag van het seizoen.
Dames 2 verkeert de laatste weken in iets wat je met enig optimisme een “winning spree” kunt noemen. Eerst 4-0 tegen MVC (zeer bescheiden gejuich), daarna 3-1 tegen Bevoc (al iets enthousiaster gejuich). En nu… Castellum. De cirkel is rond. Ons seizoen begon met een pijnlijk potje tegen ditzelfde team – geen communicatie, geen pass, geen enkele aanwijzing dat we wisten wat we aan het doen waren. Kortom: Dames 2 onwaardig.
Maar tijden veranderen. We hebben inmiddels wat versterking, wat chemie, en af en toe zelfs een plan. En dus nemen we het, vol bravoure en een lichte collectieve spanning, opnieuw op tegen Castellum Dames 2. Voor mij, Milene, altijd een extra spannend potje, want ik speel tegen een aantal oudbekenden – en dat belooft altijd een leuke strijd!
Set 1 – Laten we het warmdraaien noemen
Met coach Yasin langs de lijn – scherp, oplettend, lichtelijk ongerust – beginnen we de eerste set. Castellum serveert alsof het persoonlijke wraak is, en wij reageren met passes die zich gedragen alsof de bal van het stuiterende soort is dat je uit een automaat haalt. Het gaat gelijk op, maar uiteindelijk is het Castellum die met een kleine voorsprong de set pakt.
We noemen het “warmdraaien”. Anderen noemen het “meh”. En sommigen hebben er geen woorden voor.
Set 2 – Plotseling vuur
Soms is irritatie de beste brandstof. Zeker als je het zelf bent die geïrriteerd is. De dip van set 1 zorgt voor een plotselinge mentale klik, en alsof iemand op een onzichtbare knop heeft gedrukt (of gewoon een dubbele espresso heeft uitgedeeld), komen we in beweging.
De service draait. Aanvallen raken de grond (zoals het hoort). Zelfs die tipballetjes – onze meest passieve vorm van aanval – is ineens slim geplaatst. Voor het eerst in weken landen de services ook daadwerkelijk ín het veld. En eerlijk is eerlijk: dat helpt.
Set 2 is voor ons. En het is 100% verdiend.
Set 3 – De set waarin we ineens echt kunnen volleyballen
We beginnen goed. Geen rare chaos, geen halve pass richting een ander veld, geen paniekaanvallen bij de opslag van de tegenstander. Gewoon degelijk volleybal. De setjes van Eliza? Magnifiek. Onze aanvallen? Hard genoeg om de bal niet meer terug aan onze kant te zien. Castellum begint tekenen van lichte verwarring te tonen, en dat vinden we stiekem best leuk.
De enige kink in de kabel? Twee van die loeiharde services waar onze passers even van dachten: “Goh, misschien moeten we toch op waterpolo.” Maar zelfs die momenten krijgen we onder controle. We pakken ook set 3. En dat is nieuw. Derde sets zijn normaal gesproken niet per se onze vibe.
Set 4 – Waarin het bier lonkt
Je weet dat het lekker gaat als je bij de vierde set al denkt aan de bitterballen. En inderdaad: de kantine speelt een opzwepend nummertje, er hangt een vleugje frituurvet in de lucht, en we ruiken bloed. Of nou ja, winst.
Van een kleine achterstand knallen we door naar een comfortabele voorsprong. En dan… ja hoor. Mijn service begint te draaien. Niet één keer, niet twee keer, maar meer dan vijf keer achter elkaar. Het lijkt bijna alsof we dit geoefend hebben. Castellum komt er niet meer doorheen. We willen elke bal van de grond houden. En gek genoeg: dat lukt ook.
3-1. Drie keer winst op rij. Een zesde plek op de ranglijst. En SoviScore gewonnen. Wie had dat gedacht – behalve wij natuurlijk, maar zelfs dat pas sinds een paar weken.
Einde seizoen, begin feest
Van de eerste ontmoeting met Castellum – een soort collectieve black-out met sportkleding aan – tot deze laatste wedstrijd vol energie en samenwerking: het is een wereld van verschil. We begonnen als een verzameling spelers, eindigden als een team. Soms chaotisch, soms briljant, altijd met gevoel voor timing (vooral als er snacks in het spel zijn).
En nu? Op naar de kantine. Op naar bier, bitterballen en dansmoves waar we morgen spijt van hebben. Maar vandaag? Vandaag vieren we gewoon dat we van ver zijn gekomen. En dat we daar best trots op mogen zijn.
